Vertalingen stir up EN>NL
to stir up | opruien (ww.) ; iets aanstoken (ww.) ; opfokken (ww.) ; ophitsen (ww.) ; opjutten (ww.) ; oppoken (ww.) ; opporren (ww.) ; oprakelen (ww.) ; oproer kraaien (ww.) ; iemand opstoken (ww.) ; opstoken (ww.) ; opwekken (ww.) ; opwinden (ww.) ; opzetten (ww.) ; poken (ww.) ; prikkelen (ww.) ; stimuleren (ww.) ; ter sprake brengen (ww.) ; doen opvlammen (ww.) ; aanzetten (ww.) ; aanwakkeren (ww.) ; aanstoken (ww.) ; aanblazen (ww.) |
stir up | aansporen ; aanporren ; aanvuren ; agiteren ; de sporen geven ; irriteren ; op stang jagen ; sarren ; schudden ; verhitten ; verlevendigen ; werken op ; zwepen |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `stir up`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: blowEN: bring backEN: rekindleEN: resuscitateEN: revive